DE DRUIVENTEELT: OOGST EN EXPORT

De druiven konden op twee manieren bij de klant gebracht worden: ofwel zorgde de producent hier zelf voor, ofwel liet hij dit over aan een tussenpersoon. Indien de serrist de druiven zelf “sneed” dan bracht hij ze op de markt te Brussel bij de “Oude Graanhalle”. In 1900 werd de “Halle der Voortbrengers” te Brussel gesticht, die op coöperatieve basis gestoeld was. In 1949 werd een markthalle te Hoeilaart opgericht waarlangs in de beginjaren een groot deel van de productie versast werd. Later werd deze overgebracht naar Overijse en vervolgens naar Leuven. De tussenhandelaars daarentegen kochten hele serres op bij de serrist, oogstten de druiven met hun eigen personeel en bedienden vooral de vroegmarkten in ons land en stonden ook in voor de export. Vooral na de Eerste Wereldoorlog kwam deze wijze van verkoop erg in trek.
Al heel vroeg trachtte men druiven naar het buitenland te exporteren. Het eerste land waarop men zich richtte was Frankrijk. De spijskaarten van bekende Franse restaurants vermeldden “Raisins d’ Hoeylaert” als dessert. Toen in 1892 echter de Franse Minister van Landbouw Méline een taks van 1,5 fr. per ingevoerde kilo hief, werd er naar nieuwe afzetmarkten gezocht en richtte men zich vooral naar Engeland, dat voortaan het leeuwenaandeel van de uitgevoerde druiven zou afnemen. Ook andere landen werden geprospecteerd: in een adresboekje van een druiventeler vinden we zowel handelaars uit Sint-Petersburg, Moskou als New-York. Het waren echter hoofdzakelijk Duitsland en Nederland die samen met Zweden het overige deel van de uitgevoerde druiven kochten.
De druiven werden eertijds met de hondenkar naar Brussel gebracht, weldra ook met de trein via het station van Groenendaal. In 1894 werd een grote vooruitgang geboekt door de aanleg van de breedsporige tramlijn Groenendaal-Overijse, waardoor men in het centrum van de gemeente over de nodige transportfaciliteit beschikte. De voornaamste klacht tegen deze wijze van vervoer was dat de trossen niet altijd even zacht behandeld werden, zodat ze wel eens beschadigd bij de klant terechtkwamen. De kisten met druiven zelf werden opeengestapeld en samengeriemd tot “pakken” van ongeveer 30 kilo. Naarmate de kistjes verbeterden, verdwenen deze “pakken”. Later namen vrachtwagens volledig deze functie over.
Van de buitenlandse belangstelling getuigen ondermeer de prijzen die de Hoeilanders op verschillende buitenlandse tentoonstellingen behaalden (London, Genève, Sint-Petersburg).

Tekst: Michel Erkens.