POLITIEK BESTEL EN ONTWIKKELING IN DE 19e EN 20e EEUW
Door de inval van de Fransen werd het “Ancien Régime” afgeschaft en werd er een “maire” benoemd, later werd dit de burgemeester. Voor de beginperiode is het niet steeds even duidelijk wanneer iemand die functie bekleedde. We hebben getracht een zo volledig mogelijk lijst samen te stellen die er als volgt uitziet:
Clement VAN ACHTER (1796-1807)
Clement ROWIES (1807-1811)
Joseph VANDENBEMDEN (1811 juli-december)
Joseph VANDERLINDEN (1811-1812)
Sebastien PAUL (1813 januari – april)
Charles Guillaume MATAIGNE (1813-1815)
Gaspar DEBROUX (1815-1823)
Joseph-Louis de MAN d’HOBRUGE (1823-1845)
Clement PEETERS (1846-1848)
Baron Joseph-Louis de MAN d’HOBRUGE (1849-1854)
Baron Jean-Marie de MAN d’ATTENRODE (1855-1879)
Willem EGGERICKX (1880-1895) ,liberaal
Desiré VANDERVAEREN (1896-1911), katholiek
Jules DELCORDE (1912-1918), liberaal
Jean-Baptiste CHARLIER (1918-1921), dd. liberaal
Desiré VANDERVAEREN (1921-1926), katholiek
Jonker Albert HONNOREZ (1927-1939), liberaal
Frans VANDERVAEREN (1939-1974), katholiek – CVP
Vic LAUREYS (1974-2006), CVP
Tim VANDENPUT (2007-), Open VLD
Gedurende een groot deel van de 19e eeuw waren het de kasteelheren die burgemeester werden. Daar dezen echter ook op parlementair vlak verkozen waren, was het de eerste schepen die, samen met de secretaris, het dagelijks bestuur waarnam. Bovendien ging de Man d’Hobruge ook enkele keren op reis naar Rome waar hij van verschillende pausen relikwieën ontving en bovendien was hij in België bevriend met nuntius Mgr. Pecci, de latere paus Leo XIII.
Tot 1878 bleef de politieke strijd grotendeels bedekt met de mantel der adel. Een uitzondering vormt het burgemeesterschap van Clement Peeters. Vanaf het burgemeesterschap van Eggerickx, die aantrad tijdens de schoolstrijd, tot en met de vijftiger jaren bleef de verkiezingsstrijd steeds zeer hevig en bitsig. Beide partijen hadden ter ondersteuning een eigen harmonie. Nederlaag of overwinning lagen in enkele stemmen verschil, zodat de persoonlijke invloed en (familie)aanhang dikwijls van doorslaggevend belang bleken. De socialistische partij is hier nooit van de grond gekomen. Dit hangt samen met het feit dat de eerste liberaal-verkozenen zich verwant voelden met de liberaal-radicalen waardoor ze ook belangstelling hadden voor de noden van de gewone man. De benaming van de liberale mutualiteit” Werkmansbond” is hiervan een typische uiting. De Volksunie werd vanaf de jaren ’60 vertegenwoordigd in de gemeenteraad, terwijl de Franstaligen vanaf de jaren ’60 hun heil zochten in een lijst “Gemeentebelangen” met overwegend liberale inslag.
In 1963 werd het grondgebied van de gemeente, door het vastleggen van de taalgrens, vergroot met 200 ha, afkomstig van La Hulpe. Ook bij de administratieve verdeling van het Zoniënwoud in de jaren 1820 werd Hoeilaart met een aanzienlijk deel bedacht.
Een van de voornaamste bekommernissen van de gemeentemandatarissen gedurende heel de 19e eeuw was het verharden van de wegen. Naargelang de gemeentekas goed of slecht gespijsd was en de nationale overheid met toelagen over de brug kwam, werd een klein of groter deel van het wegennet onder handen genomen. De belangrijkste wegen kwamen het eerst aan de beurt en werden naar hun bekleding “steenwegen” genoemd. Door de aanleg van de spoorlijn Brussel-Luxemburg kreeg Hoeilaart via het station Groenendaal een bijkomende belangrijke verbinding met Brussel. De stopplaats Hoeilaart werd pas bij het begin van de 20e eeuw bediend. Het is op deze spoorlijn dat zich op 3 februari 1889 ter hoogte van de “Engelse Brug” een der zwaarste spoorwegongelukken voordeed uit de Belgische geschiedenis.
In 1889 werd te Groenendaal een paardenwedrenbaan ingehuldigd die veel bijval had en waarvan de gemeente ook een graantje meepikte. Een andere sportaccommodatie was de velodroom die zich op Welriekende bevond. Hier werd ooit de aankomst van Parijs-Brussel betwist. De wielerbaan verdween echter reeds voor Wereldoorlog I.
Bij het begin van de 20e eeuw, in 1904, werd elektriciteit in de gemeente aangelegd, waardoor de openbare verlichting gemakkelijker verliep en enige mechanisatie in de druiventeelt eveneens mogelijk werd (beregening via elektrische pompen). In de twintiger jaren kwam de drinkwatervoorziening aan de beurt. Een andere belangrijke realisatie was de aanleg van de J.B. Charlierlaan en de Albert Biesmanslaan, waardoor de verbinding tussen Overijse en Groenendaal veel vlotter kon gebeuren. Dit project spookte reeds vanaf het einde der 19e eeuw in de hoofden van onze gemeentevaderen.
In 1919 werd het kasteel van Terheide aangekocht en ingericht als gemeentehuis. De bijbehorende hoeve werd in 1975 beschermd. In afwachting van de bouw van de sporthal (eveneens jaren ’70) stelden de sportliefhebbers zich tevreden met enkele voetbalterreinen waaronder één in het Jan van Ruusbroecpark (gemeentepark) en één op de drooggelegde Molenvijver. Aan cultuur werden eveneens bijkomende kansen geboden, eerst door de inrichting van het cultuurhuis “Koldam”, recentelijk door de bouw van een cultureel gemeenschapscentrum.
Tekst: Michel Erkens.